DUNNE DARM RESECTIE
Indicaties
< ischemie (vasculair, invaginatie)
< ontsteking (diverticulitis, Crohn)
< perforatie
< nieuwvormingen (maligniteit, Peutz Jeghers, submucosaal
lipoom)
< fibrosering
< Meckel
Voorbereiding
< antibiotica profylaxe (zie hoofdstuk 2.2)
< bij de operatie krijgt patiënt een neussonde
Operatie
< Controle van de vascularisatie van de resectieplaatsen.
< Het peritoneum viscerale wordt aan voor- en achterzijde van
het mesenterium geopend en de mesenteriaalvaten worden geskeletteerd
< Bij benigne afwijkingen zo dicht mogelijk op de darm
blijven. Bij een maligniteit eerst de vaten aan de basis doornemen. Ter
beoordeling van het vascularisatiepatroon en de route voor het skeletteren kan
het meso tegen het doorvallend licht van de operatielamp worden gehouden.
< De darm ter plaatse van de resectieplaatsen leegstrijken en
aan weerszijden voorzien van een verende darmklem. De omgeving wordt
afgeschermd met gazen.
< Bij de resectieplaats twee Schoemakerse klemmen plaatsen en
de darm doornemen.
< Schoemakerse klemmen verwijderen en de doorbloeding controleren.
< End-to-end anastomose spanningsloos leggen met doorlopende
hechting: een inverterende naad met PDS 3 x 0, dubbel gearmeerd.
< Side to side, end to side of side to end indien er
kaliberverschil bestaat. Eindstandige stapler naden overhechten (bloeding, lek
op de hoeken)
< Stapler-naden zijn bij dunne darm-resecties meestal niet
nodig. Toegepast kan worden de TLC. Hiermee kan de darm gereseceerd worden. In
de te anastomoseren darmdelen wordt een opening gemaakt waardoor het
stapler-apparaat kan worden ingebracht en de darm gestapeld wordt. Deze
openingen kunnen daarna gesloten worden met een voortlopende 3 x 0 PDS of een
aantal geknoopte 3 x 0 vicryl. Een alternatieve sluiting hiervoor bestaat in de
vorm van de TEA-50.
< Sluiten van het defect in het mesenterium. Cave: vascularisatie
van de anastomose.
< Bij perforatie en sterke contaminatie geen primaire
anastomose, doch een stoma.