GALBLAASCARCINOOM

 

Hoewel het galblaascarcinoom tot een relatief zeldzame tumor (incidentie circa 1%) kan worden gerekend, is het toch de meest voorkomende maligniteit van het galwegsysteem. Patiënten met galstenen hebben een 7 maal zo groot risico op het ontwikkelen van galblaascarcinoom als patiënten zonder galstenen (1% kans op ontstaan galblaascarcinoom bij galblaasstenen). De prognose van het galblaascarcinoom is over het algemeen slecht, omdat bij klinische presentatie (vooral bij obstructie icterus) het reeds in vergevorderd stadium verkeert (75 - 80% in stadium 4). De 5-jaars overleving bedraagt 0 - 10%. In 10 - 30% kan een in opzet curatieve resectie plaatsvinden.

De laatste jaren worden echter in verschillende (vooral Japanse) centra betere resultaten bereikt door verbeterde (vroeg-)diagnostische methoden (echografie, CT-scan, endo-echo) en een grote bereidheid tot agressieve chirurgische aanpak.

 

Stadiëring

T1 tumor beperkt tot galblaaswand (1a: mucosa; 1b: muscularis)

T2 tumorgroei tot in het perimusculaire bindweefsel

T3 tumorgroei door serosa en/of uitbreiding in een ander orgaan: infiltratie in lever # 2 cm

T4 als T3, echter uitbreiding in twee of meer organen of infiltratie in lever > 2 cm.

N1a lymfkliermetastasen in lig. hepatoduodenale

N1b andere regionale lymfkliermetastasen.

Stadium 1 tumoren worden meestal na cholecystectomie onverwacht in het PA preparaat aangetroffen. De prognose is in deze situaties aanmerkelijk gunstiger (5-jaars overleving 50 - 65%). Re-laparotomie wordt in deze gevallen niet noodzakelijk geacht.

Voor stadium 2 en 3 tumoren is er een groeiende tendens om uitgebreidere resecties te verrichten. Evenwel worden de in de literatuur vermelde gunstige resultaten slechts bij kleinere, geselecteerde patiënten-groepen beschreven. Geadviseerd wordt om stadium 2 en 3 tumoren te behandelen met en bloc resectie van de galblaas, de leversegmenten IVb en V, dissectie van het lig. hepatoduodenale (zie leverresectie). Is pre-operatief duidelijk sprake van macroscopische infiltratie in het leverweefsel (stadium 3 of 4) of wanneer het stadium pre- of per-operatief niet duidelijk is, dan wordt geadviseerd dezelfde en bloc resectie uit te voeren en, op indicatie, daaraan segment VI-resectie toe te voegen.

Bij reeds aanwezige obstructie-icterus zal palliatie d.m.v. het plaatsen van een endoprothese in de regel de voorkeur verdienen, omdat in die gevallen de tumor vrijwel altijd irresectabel is.