Algemeen Claudicatio Kritieke
ischemie Acute ischemie Logesyndroom
Vaatvernauwingen en dilataties worden
meestal gevonden in het kader van gegeneraliseerde atherosclerose. Andere
oorzaken zijn vaatletsels en compressie van bloedvaten door bijvoorbeeld
tumoren of botstructuren zoals bij het costo-claviculaire compressie syndroom.
Het atherosclerotische vaatlijden
wordt onderverdeeld in stenoserend en dilaterend vaatlijden waarbij het
stenoserende lijden wordt onderverdeeld in chronische en acute vormen.
Atherosclerotisch vaatlijden
Stenoserend
- Chronische ischemie
o Fontaine I asymptomatisch vaatlijden
o Fontaine II claudicatio intermittens
o Fontaine III ischemische rustpijn
o Fontaine IV ischemisch weefselverlies
Kritieke ischemie =
Fontaine III en IV
- Acute ischemie
(svs/iscvs classificatie)
o I niet acuut bedreigd
o II minimaal bedreigd
o III ernstig bedreigd
o IV irreversibel beschadigd
Dilaterend
- aneurysmavorming
De Nederlandse Vereniging voor
Vaatchirurgie en de Nederlandse Vereniging voor Radiologie hebben in 2005 in
het kader van de Evidence Based RichtlijnOntwikkening de “Richtlijn diagnostiek
en behandeling van arterieel vaatlijden van de onderste extremiteit” opgesteld.
Deze richtlijn is online te raadplegen op http://www.perifeervaatlijden.nl/pdf/richtlijnperifeervaatlijden.pdf
Alle literatuurverwijzingen zijn in de
richtlijn te vinden.
In overeenstemming met de indeling van
de richtlijn zullen claudicatio intermittens, kritieke ischemie en acute
ischemie uitvoerig besproken worden.
De aanbevelingen uit de richtlijn zijn
ingedeeld in 4 niveaus: A tot en met D.
Delen van de richtlijntekst zijn
gebruikt bij het opstellen van de werkboektekst.
Niveau van aanbevelingen:
- Niveau A:
onderzoeken uit categorie 1: Absoluut aanbevolen. Interventie is altijd
acceptabel, bewezen veilig en effectief.”er is aangetoond dat….”
- Niveau B:
onderzoeken uit categorie 2 en 3: Geaccepteerd en bruikbaar; beschouwd als
behandelkeuze door meerdere experts.”het is aannemelijk dat….”
- Niveau C:
onderzoek uit categorie 4: Geaccepteerd en bruikbaar; beschouwd als goed
(optioneel) alternatief door meerdere experts.”er zijn aanwijzingen dat…..”
- Niveau D: Geen
bewijsmateriaal voorhanden, onvoldoende bewijs om een uitspraak over
aanbeveling te doen.”onze mening is dat…..”
Indicatiestelling
Onder claudicatio intermittens verstaat
men het typisch inspanningsgebonden beeld van pijn in het been waarbij de pijn
verdwijnt in rust. De belangrijke parameters van belang het opstellen van een
behandelplan zijn de pijnvrije loopafstand en de mate van invalidering.
Aanbevelingen diagnostiek bij
claudicatio intermittens
- De diagnose
arterieel vaatlijden kan door middel van het meten van de enkel/arm index (EAI)
worden gesteld. (Niveau B) Een EAI lager dan 0,9 maakt vaatlijden aannemelijk.
Bij patiënten met een normale EAI in rust is sprake van vaatlijden als de EAI
na inspanning meer dan 0,15 daalt ten opzichte van de rustmeting.
- Duplexonderzoek
blijkt in ervaren handen een betrouwbare methode voor het aantonen en
uitsluiten van stenosen en occlusies in het aorto-iliacale en femoro-popliteale
traject.(Niveau B)
- Angiografie wordt
beschouwd als het referentieonderzoek. Echter omdat dit onvoldoende bewezen is
en het een intra-arteriële techniek betreft lijkt MR-Angiografie een bruikbaar
alternatief en iets beter dan duplexonderzoek voor het maken van een
behandelplan. (Niveau A)
Behandeling
Bij patiënten met claudicatio
intermittens is aangetoond dat conservatieve behandeling in de vorm van
looptraining kan leiden tot verbetering van de loopafstand. (Niveau A) In welke
vorm de looptraining moet worden gegeven is onvoldoende onderzocht en er zijn
onvoldoende bewijzen voor het invoeren van gesuperviseerde looptraining. Een
optimaal loopschema is weergegeven in onderstaand kader.
Optimaal trainingsprogramma voor
looptraining:
- trainingssessies
van minstens 30 minuten
- minstens drie
sessies per week
- lopen als oefening
- lopen tot de
pijngrens
- zes maanden
volhouden
Er is geen plaats voor medicamenteuze
therapie ter verbetering van de loopafstand. (Niveau A)
Naast de conservatieve behandeling
bestaat de mogelijkheid een invasieve behandeling uit te voeren. Daarbij gelden
de volgende aanbevelingen:
Aanbevelingen beleid bij claudicatio intermittens
- Conservatieve
behandeling en percutane technieken zijn 2 goede opties, ter overweging, voor
de behandeling van patiënten met claudicatio intermittens. (Niveau A)
- Gezien het minimaal
invasieve karakter, het gunstige effect (weliswaar op de korte termijn) kan een
PTA als eerste behandelingsoptie, in geselecteerde gevallen in plaats van
looptraining, worden overwogen. (Niveau A)
- Er is op basis van
kosten en effectiviteit geen plaats voor primaire stent plaatsing bij
ongecompliceerde laesies, indien de PTA angiografisch een bevredigend resultaat
oplevert. (Niveau A)
Omdat bij alle kwalitatief goede trials de laesies maximaal
ongeveer 10cm lang zijn, kan op grond van de huidige literatuur voor langere
stenosen en occlusies geen aanbeveling worden gedaan, noch in het iliacale,
noch in het femorale traject. Hierbij moet het volgende worden overwogen: Een
eerste poging tot PTA beïnvloedt de resultaten van eventueel latere
chirurgische reconstructie niet. (Niveau B)
Het is kosteneffectief met een initiële PTA te beginnen indien de
verwachte kans van slagen meer dan 30% is.(Niveau B)
- invasieve behandeling is effectiever dan looptraining, doch, met
name de bypasschirurgie, duurder. (Niveau B)
- Bij afwijkingen in
het aortoiliacale traject kan geen uitspraak worden gedaan over de
operatietechniek of het te gebruiken materiaal.(Niveau B)
- Voor
bypasschirurgie in het femoropopliteale traject geniet het gebruik van eigen
vene de voorkeur indien de beste lange termijn patency wordt nagestreefd.
(Niveau A)
- Bij gebruik van
kunststofmateriaal dienen perioperatief antibiotica te worden
toegediend.(Niveau A)
- Ter verbetering van
de kwaliteit van leven kan een chirurgische reconstructie worden voorgesteld.
(Niveau D)
Percutane angioplastiek
De PTA wordt meestal door de radioloog
op de angiokamer verricht (de CHIVO vaatchirurgie en de 6e jaars
assistent vaatchirurgie kunnen participeren in het PTA programma). Tenzij de
PTA onder algehele anesthesie wordt uitgevoerd hoeven de patiënten preoperatief
niet door de anesthesist gezien te worden. Bij het invullen van het
opnameformulier moet ook een Röntgenaanvraagformulier worden ingevuld. In het
AMC zal er voorafgaand aan de PTA veelal duplex onderzoek verricht zijn, op
basis van de bij duplex gevonden afwijkingen kan een heel gerichte vraag worden
ingevuld. (bijvb PTA arteria femoralis superficialis rechts)
De patiënten moeten er rekening mee
houden dat zij een nacht in het ziekenhuis moeten blijven. Indien een patiënt
Ascal of een coumarine derivaat gebruikt kan deze medicatie gewoon worden
gecontinueerd. In het geval de patiënt Clopidogrel (Plavix) gebruik graag
overleggen met de radioloog.
Bypasschirurgie
Zoals
uit de aanbevelingen bleek is het materiaal van eerste keuze voor eigenlijk
alle vormen van perifere bypasschirurgie de eigen vene van de patiënt. Over het
algemeen is men bij patiënten met vrij milde ischemie (claudicatio
intermittens) zeer terughoudend met het aanleggen van femoro-crurale en
femoro-pedale bypasses. Indien er geen eigen vene beschikbaar is kan men kiezen
voor kunststofprothesen waarbij er geen grote verschillen in uitkomst zijn
tussen teflon (PTFE) en polyester (Dacron) prothesen. Een armvene of vsp is een
goed alternatief voor gebruik van de vsm. Een HUV bypass heeft een gering
voordeel ten opzichte van een teflon bypass en een endarteriectomie geeft
dezelfde resultaten als gebruik van een prothese.
Veneuze fem-pop bypass (reversed)
- Strategie bepalen
op basis van preoperatief duplexonderzoek bij niet-conclusief duplexonderzoek
aanvullende diagnostiek verrichten (angio,mra,cta)
- Eventueel
vene-mapping met duplex laten doen voorafgaand aan de ingreep. De geschikheid
van de vsm wordt daarmee beoordeeld (diameter>3mm)
- Bij operatie
overwegen beide benen af te dekken (bubbel-split-laken), voorvoeten niet
joderen en in steriele plastic zakjes inpakken. (zo kan de circulatie
beoordeeld worden)
- 2 gram mandol iv
bij de inleiding
- Vrijleggen van de
vsm en de arterie proximaal en distaal.
- De resultaten van
in situ en reversed vsm reconstructies zijn gelijkwaardig.
- Vrijleggen via een
continue of separate incisies van de VSM in het bovenbeen en tot ca. 10 cm
onder de knie. Beoordelen van de VSM op geschiktheid voor bypass.
- VSM zijtakken
worden verzorgd met Ticron 5.0 aan de kant van de vene en een clip daar
tegenover en doorgenomen. De vene wordt voorlopig in situ gelaten.
- Vervolgens
vrijleggen van de femoralis-bifurcatie in de lies en teugelen van de vaten.
- Vrijleggen van de
a. poplitea boven of onder de knie (afhankelijk van angiogram; meestal onder
knie meest geschikt) en teugelen van de vaten.
- In situ perfunderen
of na uithalen van de VSM, met gehepariniseerd bloed. Vervolgens testen op
lekkage en doorsteken lekkages met proleen 6.0
- Creëren van een
tunnel onder de m. sartorius m.b.v. een tunnelaar (voor infragenuale fem.-pop.
hulpincisie boven knie maken!).
- Systematisch
intraveneus hepariniseren van de patiënt (1 mg heparine/kg lichaams-gewicht).
- Omkeren van de VSM
en eerst proximaal anastomoseren op de a. femoralis communis met doorlopende
proleen 6.0 of 5.0.
- Afnemen van de
vaatklemmen en transplantaat gevuld doorhalen door tunnelaar (cave: torsie!)
naar distaal.
- Distaal
anastomoseren op a. poplitea met proleen 6.0 of 5.0 (cave: vene op maat knippen
met gestrekt been).
- Voor afknopen
uitvoerig flushen van alle vaten en bypass spoelen met heparine-water.
- Controle
vaatreconstructie m.b.v. Doppler en angiografie
- N.B.: Eventueel kan
ook een in situ femoro-popliteale bypass worden aangelegd, zie daarvoor
femoro-crurale bypass onder kritieke ischemie.
Nabehandeling
- Op recovery Doppler
controle verrichten.
- Start ascal (op
indicatie sintrommitis)
- Iedere dag
wondcontrole en controle van de perifere pulsaties.
- Op de afdeling enkel/arm index meten.
- Ontslag in principe
na 7 tot 10 dagen, doch afhankelijk van de toestand van de wonden en de
conditie van de patiënt.
- Controle-afspraak
op de polikliniek na 3 weken. Deze afspraak combineren met afspraak voor
duplex-controle op dezelfde dag, voorafgaande aan het polikli-niekbezoek.
Stroomdiagram claudicatio intermittens
Kritieke ischemie is klinisch
gedefinieerd als ischemische rustpijn ( Fontaine stadium III) ischemische
ulcera of gangreen ( Fontaine stadium IV) . Arterieel vaatlijden moet zijn
aangetoond met non-invasief of invasief vaatonderzoek. Er dient het idee te
bestaan, dat er geen spontane genezing mogelijk is zonder locale maatregelen.
De behandelingsstrategie is gericht op
het behoud van de extremiteit door middel van:
- Controle
risicofactoren van atherosclerose
- Pijnbestrijding
- Behandeling
infectie bij weefselverlies
- Voorkomen
progressie van trombose
- Optimaliseren
cardiale en respiratoire functies
- Diagnostiek (
noninvasief en invasief)
- Percutane
revascularisatie
- Vaatreconstructie
Behandeling
De indicatie tot een vaatinterventie
bij kritieke ischaemie is ondubbelzinnig, omdat meestal een amputatie moet
worden voorkomen. Een selectie van de patiënten met een bedreigd been zullen echter
beter uit zijn met een primaire amputatie. Hoe de selectie exact moet worden
gedaan is vooralsnog niet duidelijk. Vanuit kostenoogpunt is het nog steeds de
moeite waard een poging tot revascularisatie te doen, PTA dan wel chirurgisch,
omdat de kosten bij patiënten die één van deze twee verrichtingen ondergingen,
onderzocht in een case-control studie, nog altijd 35% lager zijn dan de overall
kosten bij patiënten die een primaire amputatie ondergaan.
Bij de keuze van behandeling in deze
patiëntengroep dient met te realiseren dat de mortaliteit in zijn geheel bij
deze patiënten op de korte en middellange termijn hoog is. De 30-dagen, 1
jaars, 2 jaars en 5 jaars overleving zijn resp. 80-90%, 75%, 57-76%, 30-80%. De
resultaten bij bypass chirurgie hangen bv. samen met de indicatie; 5 jaars
patency bij rustpijn, ulcus, gangreen resp. 72, 70 en 46% (p=0.04)
Is er plaats voor een conservatieve
benadering of andere ondersteunende therapie?
Aanbeveling:
- Er is geen plaats
voor medicamenteuze therapie bij kritieke ischemie. (Niveau A)
- Er is geen plaats
voor elektrische ruggenmergstimulatie (analyses spreken elkaar tegen). (Niveau
B)
Percutane angioplastiek
In het algemeen zijn solitaire
iliacale laesies bij patiënten met kritieke ischemie zeldzaam. Een laesie in de
arteria femoralis communis komt vaker voor, maar is gezien de locatie niet
geschikt voor een percutane behandeling. Indien naast afwijkingen in het been
er wel een iliacale stenose of occlusie aanwezig is, kan deze eerst percutaan
worden behandeld. Alvorens verdere reconstructies te verrichten lijkt het
nuttig eerst het effect van deze behandeling af te wachten.
Subintimale Angioplastiek (PIER)
Er zijn slechts enkele centra die
ruime ervaring hebben met deze techniek, waarbij de Leicester Royal infirmary
en het AMC de bekendste zijn. Hoewel de techniek reeds meer dan 10 jaar bestaat
is er nog maar een geringe acceptatie door interventie-radiologen. Ernstige
calcificaties van het vat kunnen een adequate reëntry verhinderen. Lange
termijn resultaten zijn zeer wisselend en één van de pioniers van deze techniek
bestempelt het dan ook als een “temporary percutaneous bypass”. Een andere
pionier acht de leercurve voor deze techniek tussen de 100 en 200
procedures.(interview dr. Bolia; Vascular News 2003;19:4)
De basis van deze techniek is de
gedachte van een tijdelijke bypass om limbsalvage te verkrijgen.
De volgende resultaten worden
weergegeven:
- limb salvage 71-88%
- 1 jaars patency 33-71%
- technisch succes
i. laesie korter dan 10 cm femoropopliteaal 81%
ii. laesie langer dan 10 cm femoropopliteaal 68%
(RR per 10 cm 1.73; p=0.02)
Het klinische resultaat is beter dan
het uiteindelijke hemodynamische resultaat. In een retrospectief onderzoek bij
67 patiënten bleek de limb salvage na 3 jaar 90% na crurale PIER.
Chirurgische opties worden na een
mislukte PTA niet geblokkeerd.
Aanbevelingen PTA bij kritieke ischemie
- Indien een korte
termijn resultaat, met name voor wat betreft limb salvage, wordt nagestreefd
dient, indien technisch mogelijk (ongeveer 40% van de patiënten), een PTA of
een PIER te worden overwogen.(Niveau B)
- Bij inoperabiliteit
en dreigende amputatie bij een femorocrurale occlusie is subintimale
recanalisatie (PIER) een goede optie voor behoud van de extremiteit. (Niveau B)
- De lengte van een
occlusie hangt samen met de kans op succes van een PTA, doch er is geen ideaal
afkappunt aan te geven bij welke lengte een PTA of PIER zinloos is. (Niveau B)
- Het toevoegen van
een stent geeft bij occlusies betere resultaten dan een PTA alleen.(Niveau B)
- Mortaliteit en de
kans op behoud van het been zijn op korte termijn identiek voor een percutane
techniek en een chirurgische benadering.(Niveau B)
- Korte crurale
laesies lijken succesvol te kunnen worden gedilateerd. (Niveau D)
Bypasschirurgie
Het is aangetoond, in grote
gerandomiseerde trials, dat voor een infrainguinale bypass (supragenuaal,
infragenuaal en cruraal) autoloog veneus materiaal de voorkeur heeft in termen
van patency (all vein policy).
Afhankelijk van de resultaten en de
morbiditeit is onderstaande volgorde gekozen van waar de vene geoogst wordt:
1. ipsilaterale vena
saphena magna
2. contralaterale
vena saphena magna
3. armvene in 1
segment
4. vena saphena parva
5. venetransplantaat
uit meerdere segmenten
6. vene gecombineerd
met prothese
7. prothese met
veneuze cuff
Aanbevelingen bypasschirurgie bij kritieke ischemie
- Bij langere laesies
is het hemodynamische resultaat beter voor een veneuze bypass dan voor PTA of
PIER. (Niveau A)
- Voor chirurgische behandeling in het aortoiliacale en
femoropopliteale (supragenuaal) segment, zie aanbevelingen claudicatio.
Voor aansluitingen in onderbeen en voet wordt het volgende
aanbevolen:
- De veneuze bypass
met de ipsilaterale vsm, mits van voldoende kwaliteit en diameter (>3-4 mm)
is de operatie van keuze. (Niveau A)
- Bij afwezigheid van
de ipsilaterale vsm wordt het gebruik van de contralaterale VSM als bypass
materiaal geadviseerd. (Niveau B)
- Bij afwezigheid van
een geschikte ipsi- of contralaterale VSM wordt een armvene of VSP geadviseerd
indien lange termijnpatencies worden nagestreefd. (Niveau C)
- Bij het gebruik van
PTFE onder de knie dient een veneuze cuff te worden geconstrueerd. (Niveau A)
Femoro-crurale (-pedale) bypass
Een femoros-crurale of pedale bypass
wordt aangeleged bij ernstige ischemie van het been (Fontaine III en IV) met
angiografisch aangetoonde a. poplitea occlusie.
Voorbereiding:
Idem als femoro-popliteale bypass
(goede angiografische afbeelding voetvaten + arcus plantaris noodzakelijk, via
antegrade catheterisatie in de lies, indien duplex scanning onvoldoende
informatie geeft).
Operatietechniek:
Twee technieken zijn mogelijk: zgn. in
situ techniek en de reversed veneuze bypass techniek. Bij de eerste blijft de
VSM in zijn eigen bed liggen en worden alleen de zijtakken onderbonden. Met een
speciaal instrument (valve cutter) worden vervolgens de kleppen insufficiënt
gemaakt. Bij de reversed vein techniek wordt de VSM volledig uit het been
gehaald en omgedraaid voordat ze als bypass wordt geïmplanteerd.
In situ veneuze bypass
- Vrijleggen van de
VSM in de lies en op het niveau waar de distale anastomose wordt gepland.
Afbinden van zijtakken met Ticron 5.0 en clips. De zijtakken kunnen ook
gelokaliseerd worden met Doppler-onderzoek of angiografie en via kleine
incisies worden opgezocht en geligeerd. In geselecteerde gevallen kan voor een
endovasculaire techniek worden gekozen. Hierbij worden de zijtakken onder
angiografische of angioscopische controle geoccludeerd met behulp van coils.
Bij deze technieken kan worden volstaan met een proximale en distale incisie.
- Vervolgens
vrijleggen van proximale donorarterie (kan a. femoralis communis zijn, doch ook
a. femoralis superficialis, profunda of a. poplitea).
- Vrijleggen crurale
(pedale) arterie.
o tibialis posterior: Incisie
mediale onderbeen; tussen m. tibialis posterior en m. gastrocnemius wordt de
arterie opgezocht (fascie openen om arterie te vinden).
o tibialis anterior: Incisie
anterolaterale zijde onderbeen; tussen m. tibialis anterior en de tibia wordt
de arterie opgezocht.
o fibularis: Laterale incisie
over fibula; volledig schoonraspen van de fibula en met zaag verwijderen van
een segment van de fibula. Vervolgens vrijprepareren van de a. fibularis.
(benadering kan eventueel ook via de mediale zijde van het onderbeen
geschieden)
o plantaris communis: via
halfgebogen incisie benaderen achterlangs mediale malleolus
o dorsalis pedis: incisie proximaal
op de voetrug lateraal van de pees van de m. extensor hallucis longus
- Ligging in-situ
vene: in geval van een bypass op de a. tibialis posterior kan de vene in zijn
eigen bed blijven liggen. Bij anastomoses op de a. tibialis anterior kan de VSM
getunneld worden door de membrana interossea of subcutaan voorlangs de tibia
worden gelegd.
- Systemisch
intraveneus heparine 1 mg / kg lichaamsgewicht.
- Eerst proximale
anastomose, waarbij eventueel lengte gewonnen kan worden door de inmonding van
de VSM m.b.v. een cuff uit de v. femoralis communis te verkrijgen.
- De bovenste klep
wordt à vue uitgeknipt.
- Proximale
anastomose met doorlopende proleen 6.0 (5.0).
- Vervolgens
vrijgeven van de bloedstroom en distaal losmaken van de VSM. Invoeren van een
valve cutter (goede maat nemen) en opvoeren naar proximaal.
- Destructie van de
kleppen door de valve cutter meerdere keren van proximaal naar distaal door de
vene te halen, totdat voldoende pulsatiele bloedstroom wordt verkregen (steeds
in verschillende rotatie standen valvecutter doorhalen).
- Distale anastomose
op cruraal vat met proleen 7 x 0 m.b.v. parachutetechniek.
- Voor afknopen nog
flushen en heparine water spoelen.
- Controle bypass
m.b.v. Doppler en angiografie (zie techniek peroperatieve angiografie) en
eventueel afbinden persisterende zijtakken (markeren op huid met naaldjes).
Reversed veneuze femoro-crurale
bypass
Idem als veneuze fem-pop bypass (zie
onder Claudicatio Intermittens:veneuze fem-pop bypass. De benadering van de
crurale vaten is gelijk aan de benadering bij de in situ techniek.
Postoperatief beleid na femoro-crurale
bypass
- Controle (Doppler)
op recovery.
- Start Ascal, op
indicatie sintromitis.
- Bij oedeem van het
been, mobiliseren met TED-kous.
- Dagelijks pulsaties
en wonden controleren (cave: occlusie graft).
- Op de afdeling
enkel/arm index meten.
- Controle-afspraak
op de polikliniek na 3 weken. Deze afspraak combineren met afspraak voor duplex-controle
op dezelfde dag, voorafgaande aan het polikliniekbezoek.
Stroomdiagram kritieke ischemie
Acute ischemie is een acute
verergering van de perfusie van het been, die een bedreiging vormt voor de
levensvatbaarheid van de extremiteit binnen enkele uren tot dagen. Hierbij kan
sprake zijn van een geleidelijke progressie van de perifere atherosclerose.
Vaak zijn er een of meer acute momenten geweest die de al aanwezige ischemie
verergeren. De ernst van de acute ischemie wordt bepaald door de lokalisatie en
de uitgebreidheid van de occlusie door een verse trombus of embolie en de
mogelijkheid van het eventueel aanwezige collaterale vaatbed om bloed langs
deze obstructie te leiden.
Het klinische beeld van een acute
ischemie wordt soms beschreven als de 5 P´s
Pain, pallor,
pulselessness, paresthesie, paralysis. De gemodificeerde svs/icsvs classificatie is nuttig voor het
indelen van de ischemie en het daaruit voortvloeiende behandelplan.
Categorie |
Prognose been |
Sensibiliteit verlies |
Motorische uitval |
Doppler arterieel |
Doppler veneus |
I “Viable” |
niet acuut bedreigd |
Geen |
Geen |
Aanwezig |
aanwezig |
IIa Minimaal bedreigd |
in principe te behouden |
Geen of minimaal (tenen) |
Geen |
(vaak) Afwezig |
aanwezig |
IIb Ernstig Bedreigd |
in principe te behouden |
Meer dan tenen, rustpijn |
Mild-matig |
(meestal) Afwezig |
aanwezig |
III Irreversibel beschadigd |
ernstig weefsel verlies en zenuw letsel |
Uitgesproken gevoelloosheid |
Uitgesproken paralyse, |
Afwezig |
afwezig |
Rutherford
RB, Baker JD, Ernst C, Johnston KW, Porter JM, Ahn S, Jones DN. Recommended
standards for reports dealing with lower extremity ischemia: Reversed version. J Vasc Surg
1997;26:517-538.
Aanbevelingen behandelplan acute ischemie
- Een acute chirurgische interventie
is geïndiceerd bij ernstige ischaemie, dat is klasse 2b, en vroege klasse 3.
(Niveau D)
- - Opsporen en eventueel
behandelen van een cardiale emboliebron lijkt zinvol. (Niveau D).
Aanbevelingen ten aanzien van de behandeling van
acute ischemie
- Patiënten met acute ischemie
van een extremiteit kunnen zowel door middel van trombolyse als met een
operatie worden behandeld. (Niveau A)
- Trombolyse is met name geschikt
indien het acute moment van de trombosering niet langer dan ongeveer 2 weken
geleden is. (Niveau B)
- Na succesvolle trombolyse lijkt
het zinvol de onderliggende oorzaak van de trombosering te identificeren en
percutaan of chirurgisch te behandelen. (Niveau D)
- Overweeg een profylactische
operatie bij een poplitea aneurysma groter dan 3 cm. (Niveau D)
- Bij een gestold poplitea
aneurysma kan overwogen worden, voorafgaand aan chirurgische reconstructie,
trombolyse toe te passen. (Niveau D)
- Mechanische trombus aspiratie
kan in geselecteerde gevallen worden overwogen. (Niveau D)
In beschrijvende studies wordt geadviseerd te
starten met intraveneuze heparinisatie om progressie van de stolselvorming te
voorkomen. De dosering kan variëren van 15.000 IE/24 uur tot een volledige
ontstolling op geleide van de APTT. In de literatuur is daar geen
overeenstemming over. Ook is het nut van hepariniseren nooit in trial verband
onderzocht.
Chirurgische interventie
Een chirurgische interventie is geïndiceerd bij
ernstige ischaemie, dat is klasse 2b, en vroege klasse 3 (zie tabel). Dit
betreft patiënten met ernstige sensibele en vooral ook motorische uitval.
Embolieën, in afwezigheid van lokale atherosclerose, kunnen met een katheter
chirurgisch worden verwijderd. In aansluiting aan de embolectomie, kan voor het
beëindigen van de operatie, angiografische controle plaatsvinden tenzij er zeer
duidelijke aanwijzingen zijn van herstel van de circulatie (palpabele
pulsaties, reactive hyperaemie). Indien er verdenkingen zijn dat er perifere
trombosering aanwezig is kan intraoperatief urokinase naar distaal worden
ingespoten. Hoewel deze handelingen voor de hand liggen, zijn deze nooit
onderzocht in vergelijkende studies.
Bij een arteriële trombosering ligt het voor de
hand de onderliggende locale oorzaak op te sporen. Na angiografie kan dan
besloten worden tot het aanleggen van een bypass of het verrichten van een PTA
Thrombectomie/embolectomie
- Ingreep onder lokaal anesthesie
of algehele anesthesie
- Mandol 2 gram iv
- Vrijleggen van de
femoralisbifurcatie, de a poplitea boven of onder de knie
- Dwarse arteriotomie
- Met een ballon katheter
(Fogarty) de obstructie trachten te passeren en de ballon voorzichtig opblazen
en de ballon terugtrekken waarmee het stosel wordt mee genomen.
- Er zijn 2 typen ballon
katheters beschikbaar, de gewone ballon en een dubbel-lumen ballon die
eventueel over een voerdraad onder röntgen doorlichting kan worden
gepositioneerd. Ook kan bij deze ballon het centrale lumen gebruikt worden voor
contrastinjectie of de toediening van urokinase.
- Nadat de stolsels zijn
verwijderd moet altijd een controle angiogram van het distale vaatbed gemaakt
worden.
- Bij eventuele rest-trombus die
niet te verwijderen is valt toedienen van een urokinase bolus (tot max 250.000
IE) te overwegen.
- Sluiten van de dwarse
arteriotomie.
Percutane Trombolyse
Voor patiënten met acute ischaemie van een
extremiteit is niet aangetoond of trombolyse dan wel een operatieve procedure
beter is. Dit is onderzocht in 3 grote gerandomiseerde trials, waarbij in een
Cochrane review deze trials nog eens met andere studies werden vergeleken. In
de Cochrane review zijn 5 trials met in totaal 1283 patiënten geïncludeerd. Er
kon geen verschil in amputatiepercentage en mortaliteit na 1, 6 en 12 maanden
worden vastgesteld.
Thrombolyse wordt over het algemeen door de
interventieradioloog in de angio-kamer gedaan. De punctie vindt plaats na plaatselijke verdoving.
Comerota AJ, Weaver FA, Hosking JD, Froehlich J,
Folander H, Sussman B. Results of a prospective, randomized trial of surgery
versus thrombolysis for occluded lower extremity bypass grafts. Am J Surg.
1996;172:105-112.
The STILE investigators. Results of a prospective
randomized trial evaluating surgery versus thrombolysis for ischemia of the
lower extremity. Ann Surg. 1994; 220, No. 3, 251-268.
Ouriel K, Veith FJ, Sasahara AA, for the thrombolysis
or peripheral arterial surgery (TOPAS) investigators. A comparison of
recombinant urokinase with vascular surgery as initial treatment for acute
arterial occlusion of the legs. N Engl J med 1998;338:1105-1111.
De volgende bijwerkingen, ten nadele van
trombolyse werden gerapporteerd:
- bloedig CVA: Odds ratio 6.4;
95% BI 1.6-26.2.
- bloedingen: Odds ratio 2.8; 95%
BI 1.7-4.6.
- distale embolisatie: Odds ratio
8.4; 95% BI 4.5-15.6.
Echter bij patiënten met trombolysis waren minder
grote interventies nodig: Odds ratio 5.4; 95% BI4.0-7.2.
De overleving bleek gelijk in beide
behandelingsgroepen: Odds ratio 0.9; 95% BI 0.6-1.3.
Trombolyse wordt in de regel alleen geadviseerd
wanneer er sprake is van recente trombosering. Er wordt geadviseerd dat de
trombose minder dan ongeveer 14 dagen oud moet zijn om voor trombolyse in
aanmerking te komen, omdat voorbij deze termijn de kans van slagen sterk
afneemt.
Faktoren die de keuze van behandeling, percutaan
of chirurgisch, bepalen kunnen zijn:
-Plaats
en anatomie van de laesies.
-Duur van
de occlusie
-Type
stolsel (thrombus of embolus)
-Patiënt
gerelateerde risico’s (co-morbiditeit)
-Operatie
gerelateerde risico’s
-Contraїndicaties
voor trombolyse.
Contra-indicaties voor trombolyse zijn:1
Absolute
contra-indicaties:
• Doorgemaakt cerebrovasculair
accident (m.u.v TIA )
• Hemorrhagische diathese
• Recente (≤ 10 dagen)
gastro-intestinale bloeding
• Neurochirurgische ingreep
≤ 3 maanden
• Craniëel trauma ≤ 3
maanden
Relatieve
contra-indicaties:
• Cardiopulmonale resuscitatie
≤ 10 dagen
• Aanzienlijke nonvasculaire
chirurgie of trauma ≤ 10 dagen
• Ongecontroleerde hypertensie (
syst. > 180mmHg of diast. >110mmHg)
• Punktie van nietcomprimeerbaar
vat
• Intracraniële tumor
• Recente oogoperatie
Geringe
contra-indicaties:
• Leverfalen, vooral indien
vergezeld van coagulopathie
• Bacteriële endocarditis
• Zwangerschap
• Diabetische hemorrhagische
retinopathie
Na diagnostische angiografie kan thrombolyse
worden begonnen met een poging het geoccludeerde vaatsegment met een voerdraad
te passeren. Wanneer dit lukt, kan met behulp van een in de trombus geplaatste
katheter thrombolyse worden verricht. Wanneer het niet lukt een katheter in de
trombus op te schuiven kan om te beginnen regionale infusie met een proximaal
van de trombus geplaatste katheter worden overwogen (bolus dosis 250.000 IE
urokinase). Deze regionale infusie (100.000 IE per uur) dient niet langer dan 6
uur plaats te vinden voordat alsnog getracht wordt optimale katheter positie te
verkrijgen.
Bij klinische verslechtering dient de regionale
infusie gestaakt te worden en te worden vervangen door een chirurgische poging
tot revascularisatie. Katheter geleide trombolyse is superieur ten opzichte van
intraveneuze thrombolyse en deze laatste behoort niet te worden toegepast in
patiënten met acute ischemie.
Wanneer na trombolyse een onderliggende oorzaak
van de trombosering wordt geїdentificeerd dan kan deze endovasculair of
chirurgisch behandeld worden ter voorkóming van retrombose. Endovasculaire
opties zijn onder meer PTA of stenting van een stenose.
stroomdiagram acute ischemie
De
reperfusie na acute ischemie kan leiden tot oedeem vorming in de spierloges met
als gevolg oplopende logedrukken en ischemie van de spieren. Het kan
noodzakelijk zijn om tijdens de eerste operatie een zogenaamde 4
loge-fasciotomie te verrichten.
De indicatie tot fasciotomie wordt gevormd door
het klinische beeld pre-operatief en na revascularisatie. Eventueel kan een
gemeten logedruk behulpzaam zijn bij het nemen van deze beslissing. Hiervoor
kan een druklijntje van de anesthesie met daarop een infuusnaald gebruikt
worden. Bij logedrukken > 30-40 mm Hg moet een fasciotomie worden verricht.
Post-operatief beleid
- Post-operatief hepariniseren
via heparine pomp, te beginnen in de operatiekamer en doorgaan totdat orale
anti-stolling goed is ingesteld.
- Zo snel mogelijk instellen op
orale anticoagulantia (Sintom mitis).
- Bij revascularisatie na acute
ischemie dreigt het reperfusiesyndroom. Dit beeld wordt grotendeels
bepaald door rabdomyolyse in de gerevasculariseerde spieren. Het voornaamste
klinische symptoom is pijn. Indien er sprake is van rigiditeit van de spieren
na de operatie of indien de gemeten logedrukken hoger zijn dan 30-40 mm Hg
dient met spoed een 4-loge fasciomie verricht te worden. De rhabdomyolyse geeft
aanleiding tot myoglobulinemie. De circulerende myoglobulinen slaan neer in de
niertubuli en leiden tot een acuut nierfalen. Om het nierfalen te voorkomen
dienen de volgende maatregelen genomen te worden. (peroperatief starten)
o Alkaliseren
van de urine door toedienen van NaHCO3 8,4% 100 cc, 3 tot 4 maal per
dag op geleide van de pH van de urine.
o Geforceerde
diurese opwekken van >200 cc per uur middels een i.v. lasix-pomp
o Bepalen
van CPK, creatinine en myoglobulinen (N.B.: lab-afwijkingen kunnen achterlopen
bij de ernst van het beeld)
o zo nodig
fasciotomie.
Acute ischemie ten gevolge van trombosering van
een poplitea aneurysma.
Ongeveer 10% van alle arteriële occlusies bij
oudere mannelijke patiënten worden veroorzaakt door trombosering van een
aneurysma van de arteria poplitea.
De juiste diagnose wordt meestal pas perioperatief
gesteld. In één studie werd trombosering alleen waargenomen in aneurysmata met
een diameter groter dan 3 cm. Trombose van een arteria poplitea is geassocieerd
met een slechte prognose. Behandelingresultaten van een eenmaal getromboseerd
aneurysma zijn veel slechter dan die van een doorgankelijk aneurysma. Amputatie
is in 20-30% van de gevallen uiteindelijk noodzakelijk.
De behandeling van een getromboseerd poplitea
aneurysma is primair chirurgisch met het aanleggen van een bypass. Door sommige
auteurs wordt fibrinolyse preoperatief geadviseerd met de volgende redenen: het
herstellen van een maximale run-off zonder resttrombus zoals na embolectomie,
lage druk reperfusie waardoor er minder kans is op een reperfusie syndroom en
het zichtbaar maken van onderliggende vasculaire pathologie.
Enkele auteurs rapporteren betere
behandelingsresultaten na chirurgie voorafgegaan door fibrinolyse. Tot op heden
zijn er geen gerandomiseerde studies over dit onderwerp bekend.
Galland RB, Magee TR. Management of popliteal
aneurysm. Brit J Surg 2002 ; 89 :1382-1385.
Marty B, Wicky S, Ris HB, Mueller X, Fischer A, Hayoz
D, Segesser von LK. Success of thrombolysis as a predictor of outcome in acute
thrombosis of popliteal aneurysms. J Vasc Surg 2002;35:487-493.
Dorigo W, Pulli R, Turini F, Pratesi G, Credi G,
Allesi Innocenti A, Pratesi C. Acute leg ischaemia from thrombosed popliteal
artery aneurysms: role of preoperative thrombolysis. Eur J
Vasc Endovasc Surg 2002;23:251-254.