VAATDIAGNOSTIEK

 

 

Algemeen       Doppler/Duplex      Angiografie      CTA       MRA

 

 

 

 

Algemeen

Het Vaatcentrum op G1 neemt een centrale plaats in binnen de vasculaire diagnostiek. Dit laboratorium faciliteert patiëntgebonden research en routineonderzoek voor alle specialismen binnen het AMC, maar ook voor huisartsen en specialisten van elders. De onderzoeken worden verricht door laboranten onder medische supervisie.

Globaal bestaan de tests in het Vaatcentrum uit:

        Niet-invasieve bloeddrukmetingen (met Doppler of fotoplethysmograaf): Bloeddrukken in rust en evt. na inspanning (‘looptest’) in perifere arteriën.

        Invasieve drukmetingen: van arteriën (evt. na medicamenteus geïnduceerde hyperemie) of spiercompartimenten (logesyndroom).

        Kleuren-duplex onderzoek: (= B-mode echografie + pulsed Doppler) bepalingen van richting en snelheid van de bloedstroom in arteriën en venen (trombose), of de bloedstroomrichting in venen (klepinsufficiëntie).

        Microcirculatie onderzoek: niet-invasief onderzoek van de microcirculatie van de huid:

        o Capillair-microscopie: analyse van de morfologie en perfusie van de microvasculatuur in de nagelplooi van vingers en tenen (bijv. Raynaud diagnostiek)

        o Transcutane zuurstofspanning (TcpO2): meet de locale oxygenatie van de huid (ter bepaling van de ernst van locale ischemie en amputatieniveau)

        o Laser Doppler: meet de totale huidperfusie ter beoordeling van therapie-effecten op de microcirculatie of voor het meten van bloeddrukken in vingers of tenen.

 

Top of the Document

 

 

Onderzoeken in het vaatcentrum en hun interpretatie

 

a) Arterieel Doppler-onderzoek in rust, eventueel aangevuld met een looptest

Bepaling van de systolische bloeddrukken aan de armen en enkels en berekenen van de enkel/arm index in rust. Dit geschiedt door de hoogste druk van beide enkelarteriën te delen door de hoogste van beide armdrukken. Een looptest kan worden aangevraagd indien er onzekerheid bestaat over de aanwezigheid van arteriële insufficiëntie of om de loopafstand van de patiënt te objectiveren.

Een looptest wordt verricht op een lopende band met een vaste snelheid (3,1 km/u) en helling (8%) gedurende maximaal 5 minuten. Zo wordt de pijnvrije of maximale loopafstand vastgesteld. Direct na de looptest bepaling van de laagste enkel/arm indices.

        • Enkel/arm indices <0,90 in rust of daling na inspanning duiden op arteriële insufficiëntie.

        • Indices >120% wijzen op slecht comprimeerbare enkelarteriën t.g.v. media-sclerose, vooral bij diabetes. In deze gevallen is een bloeddrukmeting van de tenen geïndiceerd.

        • Een absolute enkeldruk in rust die lager is dan 50 à 60 mm Hg duidt op ernstige arteriële insufficiëntie.

        • Na een geslaagde vaatoperatie wegens obstructief vaatlijden hoort de enkel/arm index minstens met 10% te zijn gestegen. Verlaging van de index t.o.v. preoperatief duidt op technische complicaties.

 

b) Arterieel Doppler-onderzoek armen

Bepaling van de systolische bloeddrukken in de a. brachialis (bovenarm) en de a. ulnaris en a. radialis in de distale onderarm in rust en berekenen van druk indices. Vergelijking van de gegevens links en rechts.

Uitvoeren van houdings-provocatietesten tijdens het beluisteren van Dopplersignalen distaal van de ‘thoracic outlet’ om costo-claviculaire compressie te bepalen. Het onderzoek kan eventueel worden uitgevoerd met de duplex-scanner.

        • Verschillen in systolische brachialisdruk (>20 mm Hg) tussen links en rechts duiden op anonyma of subclavia stenosen. Afwijkende Doppler signalen duiden op stenosen stroomopwaarts van de meetplaats.

 

Ref.:

        Gillard J, Perez-Cousin M, Hachulla E, Remy J, Hurtevent JF, Vinckier L, Thevenon A, Duquesnoy B. Diagnosing thoracic outlet syndrome: contribution of provocative tests, ultrasonography, electrophysiology, and helical computed tomography in 48 patients. Joint Bone Spine. 2001 Oct;68(5):416-24. Diagnostiek level 2b.

        Tan TY, Schminke U, Lien LM, Tegeler CH. Subclavian steal syndrome: can the blood pressure difference between arms predict the severity of steal? J Neuroimaging. 2002 Apr;12(2):131-5. Diagnostiek level 3.

 

c) Bloeddrukmeting vingers

Bepaling van de systolische bloeddrukken aan alle vingers m.b.v. minicuffs en fotoplethysmografie of laser-Doppler. Steeds in combinatie met arterieel onderzoek van de bovenste extremiteit.


        • Vingerdrukken lager dan de armdrukken duiden op stenotische afwijkingen in pols-, hand- of digitaal-arteriën.

 

Ref.:

        Hirai M. Arterial insufficiency of the hand evaluated by digital blood pressure and arteriographic findings. Circulation. 1978 Nov;58(5):902-8. Diagnostiek level 2b.

 

d) Bloeddrukmeting tenen

Bepaling van de systolische bloeddrukken aan de hallux (of andere tenen) m.b.v. minicuffs en fotoplethysmografie of laser-Doppler. Vooral van belang als enkeldrukmeting niet mogelijk is door slecht samendrukbare enkelarteriën (diabetes mellitus) en bij perifere ischemie. Meestal in combinatie met een van de hierboven beschreven testen.

        • Een teendruk lager dan de enkeldruk duidt op stenotische afwijkingen in de voetarteriën. Een teendruk <30 mm Hg duidt op kritieke ischemie.

 

Ref.:

        Bowers BL, Valentine RJ, Myers SI, Chervu A, Clagett GP. The natural history of patients with claudication with toe pressures of 40 mm Hg or less. J Vasc Surg. 1993 Sep;18(3):506-11. Prognose level 2b.

        Ubbink DT, Tulevski II, den Hartog D, Koelemay MJ, Legemate DA, Jacobs MJ. The value of non-invasive techniques for the assessment of critical limb ischaemia. Eur J Vasc Endovasc Surg. 1997 Mar;13(3):296-300. Diagnostiek level 1b.

        de Graaff JC, Ubbink DT, Legemate DA, de Haan RJ, Jacobs MJ. The usefulness of a laser Doppler in the measurement of toe blood pressures. J Vasc Surg. 2000 Dec;32(6):1172-9. Diagnostiek level 3.

 

Duplex-onderzoek

Duplex onderzoek vervangt in toenemende mate de diagnostische angiografie. Op basis van de gegevens van de duplex scan is het in 90% van de gevallen mogelijk om te beoordelen of de patiënt een geschikte kandidaat is voor een PTA. Ook operaties voor obstructief vaatlijden worden in toenemende mate verricht op basis van de gegevens van de duplex scan. Dit geldt bijvoorbeeld voor een carotis endarteriectomie, centrale vaatreconstructie en femoropopliteale bypass. Voor een distale crurale of pedale bypass kan angiografie of MRA nog noodzakelijk zijn. In bijzondere gevallen kan door het toepassen van een echo-contrastmiddel (bijv. Levovist) of een inspanningstest (‘dynamische duplex’) meer informatie verkregen worden over de ernst van de stenosering van de vaten.

Vóór het aanvragen van duplex onderzoek van buik- of been-arteriën dient men altijd eerst een vaatchirurg te consulteren, omdat dit onderzoek in principe alleen gebeurt bij een indicatie voor (invasieve) behandeling. Angiografie dient altijd te worden verricht indien de duplex scan onvoldoende duidelijke informatie geeft.

De belangrijkste diagnostische parameters voor de beoordeling van de ernst van vernauwingen d.m.v. duplex scanning zijn de piek- en einddiastolische bloedstroomsnelheden. Hiervoor worden de afkortingen PSV (Peak Systolic Velocity) en EDV (End Diastolic Velocity) gebruikt. M.b.v. de verkregen PSV's wordt vaak een ratio berekend. Dit is de PSV in de stenose gedeeld door de PSV vóór of achter de stenose, omdat de hoogte van deze ratio is gerelateerd aan de veranderingen in diameter van het lumen. Daarnaast zijn er nog een aantal additionele diagnostische parameters. De belangrijkste criteria worden hierna weergegeven.

 

e) Duplex onderzoek cerebropetale arteriën

Bij dit onderzoek wordt het extracraniële deel van de a. carotis en a. vertebralis beiderzijds onderzocht. Tevens vindt beoordeling plaats van de a. subclavia en het distale deel van de a. anonyma. De classificatie van de Doppler signaal analyse corresponderen met de diameterreductie van de arterie als volgt:

 

carotis interna:

PSV    < 1,25 m/s      = 0 - 49%

PSV    ≥ 1,25 m/s       = 50 - 99%

PSV            0 m/s       = occlusie

EDV    ≥ 1,40 m/s       = 80 - 99%

PSV    ratio ≥ 4           = 70 - 99%

 

carotis externa:

PSV    < 1,25 m/s      = 0 - 49%

PSV    ≥ 1,25 m/s       = 50 - 99%

PSV            0 m/s       = occlusie

 

vertebralis:

PSV    < 1,25 m/s      = 0 - 49%

PSV    ≥ 1,25 m/s       = 50 - 99%

PSV            0 m/s       = occlusie

 

subclavia en a. anonyma

De origo is meestal niet duidelijk in beeld te brengen. Geen duidelijke criteria. Alleen zeer ernstige stenoses, die meestal in de origo zijn gelokaliseerd, zijn klinisch van belang. Metingen distaal van de origo zijn echter goed mogelijk: bij een ernstige stenose worden gedempte en monofasische signalen gevonden.


 

Ref.:

     Filis KA, Arko FR, Johnson BL, Pipinos II, Harris JE, Olcott C, Zarins CK. Duplex Ultrasound Criteria for Defining the Severity of Carotid Stenosis. Ann Vasc Surg. 2002 Jul 16 [epub ahead of print]. Diagnostiek level 2b.

 

f) Duplex-onderzoek transcranieel

Dit onderzoek geeft een indruk van de collaterale circulatie via de circulus arteriosus van Willis en a. ophtalmica. Er bestaan nog geen harde criteria.

 

Ref.:

     Anzola GP, Gasparotti R, Magoni M, Prandini F. Transcranial Doppler sonography and magnetic resonance angiography in the assessment of collateral hemispheric flow in patients with carotid artery disease. Stroke. 1995 Feb;26(2):214-7. Diagnostiek level 1b.

     Baumgartner RW, Baumgartner I, Mattle HP, Schroth G. Transcranial color-coded duplex sonography in the evaluation of collateral flow through the circle of Willis. AJNR Am J Neuroradiol. 1997 Jan;18(1):127-33. Diagnostiek level 1b.

     Hoksbergen AW, Legemate DA, Ubbink DT, Jacobs MJ. Collateral variations in circle of willis in atherosclerotic population assessed by means of transcranial color-coded duplex ultrasonography. Stroke. 2000 Jul;31(7):1656-60. Diagnostiek level 3.

 

g) Duplex onderzoek nierarteriën, transplantaat

RAR ratio < 3,5          = 0 - 49% (= reno-aortale PSV ratio)

RAR ratio ≥ 3,5          = 50 - 99%

PSV        0 m/s           = occlusie

 

Voor transplantaat-nieren zijn de criteria weinig specifiek. Een acute rejectie kan slecht worden onderscheiden van acute tubulusnecrose (ATN). Afwezige diastolische flow of omkering van de flow wijst op acute afstoting. Herhaalde metingen worden aangeraden om een chronische rejectie op te sporen. Gesuggereerde afkapwaarden op basis van resistive index (RI), pulsatility index (PI) en PSV zijn:

 

RI PI PSV

Normaal:           <0.7 <1.5

Abnormaal:       >0.9 >1.8 >2.5 m/s

 

Ref.:

     Hua HT, Hood DB, Jensen CC, Hanks SE, Weaver FA. The use of colorflow duplex scanning to detect significant renal artery stenosis. Ann Vasc Surg. 2000 Mar;14(2):118-24. Diagnostiek level 2b.

     Baxter GM. Ultrasound of renal transplantation. Clin Radiol 2001: 56: 802-818. Diagnostiek level 2a.

 

h) Duplex onderzoek perifere bypass

Een puur anatomische indeling qua diameter-reducties is niet goed mogelijk, daarom is de indeling enigszins subjectief. Advies wordt gegeven wanneer de duplex scan weer herhaald moet worden. (Zie schema op volgende pagina).

 

geen of minimale stenose:

PSV ratio        < 2,5

EDV                < 0,2 m/s

Advies: herhaal duplex scan weer 1 jaar postoperatief en vervolgens jaarlijks.

 

matig ernstige stenose:

PSV ratio        ≥ 2,5 en < 4,0

EDV                ≥ 0,2 en < 0,4 m/s

Advies: herhaal duplex scan over 3 maanden. Bij stabiel blijven van het letsel: 1 jaar postoperatief.

 

ernstige stenose:

PSV ratio        ≥ 4,0

EDV                < 0,4 m/s

PSV                < 0,45 m/s in smalste deel van de graft

Advies: overweeg angiografie en PTA of operatie

 

occlusie:

PSV                = 0 m/s

 

Ref.:

     Buth J, Disselhoff B, Sommeling C, Stam L. Color-flow duplex criteria for grading stenosis in infrainguinal vein grafts. J Vasc Surg. 1991 Dec;14(6):716-26; discussion 726-8. Diagnostiek level 1b.


 

 

Stroomdiagram voor het nemen van beslissingen bij graft follow-up:

 

N.B.: Adviezen worden vanuit het Vaatcentrum meegegeven.

 

 

i) Duplex onderzoek dialyse shunts

Hoge PSV ratio's (> 4 à 5) zijn indicatief voor een ernstige stenose. In lussen zijn lage PSV's indicatief voor een stenose bij de veneuze anastomose of in het afvoerende veneuze traject. Dit geldt met name als er ten opzichte van eerdere duplex scans duidelijke veranderingen zijn opgetreden.

Ref.:

     Tordoir JH, de Bruin HG, Hoeneveld H, Eikelboom BC, Kitslaar PJ. Duplex ultrasound scanning in the assessment of arteriovenous fistulas created for hemodialysis access: comparison with digital subtraction angiography. J Vasc Surg. 1989 Aug;10(2):122-8. Diagnostiek level 1b.

 

j) Duplex-onderzoek truncus coeliacus, mesenteriaalvaten

 

truncus coeliacus:

PSV < 2.0 m/s            = 0 - 69%

PSV ≥ 2.0 m/s            = 70 - 99%

PSV 0 m/s                  = occlusie

 

mesenterica superior:

PSV < 2.75 m/s          = 0 - 69%

PSV ≥ 2.75 m/s          = 70 - 99%

PSV 0 m/s                  = occlusie

 

Ref.:

     Zwolak RM, Fillinger MF, Walsh DB, LaBombard FE, Musson A, Darling CE, Cronenwett JL. Mesenteric and celiac duplex scanning: a validation study. J Vasc Surg. 1998 Jun;27(6):1078-87; discussion 1088. Diagnostiek level 2b.

 

k) Duplex onderzoek aorto-iliacale en femoro-popliteale traject

PSV ratio < 2.5           = 0 - 49%

PSV ratio ≥ 2.5           = 50 - 99%

PSV ratio ≥ 5.5           = waarschijnlijk 75 - 99%

EDV ≥ 0.6 m/s            = 75 - 99%

PSV 0 m/s                  = occlusie

 

Ref.:

     Legemate DA, Teeuwen C, Hoeneveld H, Eikelboom BC. Value of duplex scanning compared with angiography and pressure measurement in the assessment of aortoiliac arterial lesions. Br J Surg. 1991 Aug;78(8):1003-8. Diagnostiek level 1b.

 

l) Duplex onderzoek cruropedale arteriën

Hier spelen de PSV en EDV een minder belangrijke rol. Geclassificeerd wordt als:

2 = geen of minimale wandonregelmatigheden, goed doorgankelijk lumen

1 = ernstige wandonregelmatigheden met een smal lumen

0 = occlusie

 

Ref.:

     Koelemay MJ, Legemate DA, de Vos H, van Gurp JA, Reekers JA, Jacobs MJ. Can cruropedal colour duplex scanning and pulse generated run-off replace angiography in candidates for distal bypass surgery. Eur J Vasc Endovasc Surg. 1998 Jul;16(1):13-8. Diagnostiek level 1b.

 

m) Veneus onderzoek voor de diagnostiek van trombose

        Armen:

Duplex scanning van de grotere venen van de arm en schouder waarbij registratie van de Doppler signalen en echografische analyse. Voornamelijk t.b.v. onderzoek naar trombose van de v. subclavia.

        o Afwezigheid van veneuze flow signalen duidt op obstructie. Samendrukbaarheid van vene is niet betrouwbaar te onderzoeken door aanwezigheid van skelet in schouderregio.

        Buik / benen:

Systematische scanning van de verschillende been- en bekkenvenen met de duplex scanner om (afwezigheid van) flow of trombus in de venen vast te stellen.

        o Aanwezigheid van diepe veneuze trombose is in het algemeen goed vast te stellen. Belangrijk criterium voor een lokale trombus in het femoro-popliteale traject is het niet comprimeerbaar zijn van een echografisch afgebeelde vene; in het cavo-iliacale traject vooral de afwezigheid van het Doppler signaal. Het onderzoek is minder betrouwbaar voor kuitvenetrombose.

 

Ref.:

                Heijboer H, Buller HR, Lensing AW, Turpie AG, Colly LP, ten Cate JW. A comparison of real-time compression ultrasonography with impedance plethysmography for the diagnosis of deep-vein thrombosis in symptomatic outpatients. N Engl J Med 1993 Nov 4;329(19):1365-9. Diagnostiek level 1b.

     Baarslag HJ, van Beek EJ, Koopman MM, Reekers JA. Prospective study of color duplex ultrasonography compared with contrast venography in patients suspected of having deep venous thrombosis of the upper extremities. Ann Intern Med. 2002 Jun 18;136(12):865-72. Diagnostiek level 1b.

 

n) Veneus onderzoek van de benen voor de diagnostiek van veneuze insufficiëntie

Onderzoek van de oppervlakkige, perforerende en diepe venen bij de liggende en de staande patiënt met behulp van Doppler of duplex scanning om pathologische reflux vast te stellen onder invloed van Valsalva manoeuvre of spiercompressietesten.

        • Aparte conclusies worden gegeven t.a.v. insufficiëntie van de VSM (inclusief de sapheno-femorale crosse), van de VSP en van de diepe venen op het niveau van de v. femoralis communis, de v. femoralis superficialis en profunda, de v. poplitea en de v. tibialis posterior.

 

N.B.: De inmonding van de VSP is variabel en frequent boven de knieplooi gelokaliseerd. Daarom bij een operatie de VSP inmonding m.b.v. duplexonderzoek af laten tekenen.

Ref.:

     Mercer KG, Scott DJ, Berridge DC. Preoperative duplex imaging is required before all operations for primary varicose veins. Br J Surg. 1998 Nov;85(11):1495-7. Diagnostiek level 3.

     Kistner RL, Eklof B, Masuda EM. Diagnosis of chronic venous disease of the lower extremities: the "CEAP" classification. Mayo Clin Proc. 1996 Apr;71(4):338-45. Review. Diagnostiek level 3.

 

o) Penisdrukmeting

Bepaling van de systolische bloeddruk in de a. dorsalis penis m.b.v. minicuff en Doppler of fotoplethysmograaf. Gecombineerd met systolische bloeddrukmeting aan de arm, ter bepaling van de peno-brachiale index (PBI).

        • Een PBI < 0.7 duidt op een insufficiëntie in de bloedvoorziening naar de penis en zou kunnen duiden op een vasculaire oorzaak van impotentie.

 

Ref.:

        Mueller SC, von Wallenberg-Pachaly H, Voges GE, Schild HH. Comparison of selective internal iliac pharmaco-angiography, penile brachial index and duplex sonography with pulsed Doppler analysis for the evaluation of vasculogenic (arteriogenic) impotence. J Urol. 1990 May;143(5):928-32. Diagnostiek level 2b.

 

p) Invasieve arteriële drukmeting = femoral artery pressure test = F.A.P.-test

Directe systolische drukmeting in de a. femoralis communis in rust en na i.a. injectie van 50 mg papaverine. Gelijktijdige, semicontinue registratie van de systolische bloeddruk in de a. brachialis. Deze test is de referentiestandaard voor de bepaling van de hemodynamische betekenis van aorto-iliciale stenosen.

        • Een absolute pieksystolische brachiofemorale drukgradiënt > 20 mm Hg in rust en/of een daling van de femorobrachiale index (FBI) > 0.15 na papaverine duidt op een hemodynamisch significante stenose in het aortoilicale traject aan de onderzochte kant.

 

Ref.:

        Flanigan DP, Ryan TJ, Williams LR, Schwartz JA, Gray B, Schuler JJ. Aortofemoral or femoropopliteal revascularization? A prospective evaluation of the papaverine test. J Vasc Surg. 1984 Jan;1(1):215-23. Diagnostiek level 2b.


 

q) Spiercompartiment drukmeting

Directe drukmeting in de verschillende spiercompartimenten van het onderbeen (anticus-, gastrocnemius- en soleusspier) in rust (en bij de diagnostiek van chronische logesyndromen ook na belasting) ter vaststelling van een spierloge syndroom.

        • Een basale logedruk >20 mm Hg en/of stijging na inspanning tot >30 mm Hg kan duiden op een compartiment syndroom. Gegevens zijn echter matig betrouwbaar.

        • Bij de beoordeling van een acuut logesyndroom wordt een grenswaarde van 30 à 40 mm aangehouden als indicatie voor een eventuele fasciotomie.

 

Ref.:

          Bourne RB, Rorabeck CH. Compartment syndromes of the lower leg.

 

Clin Orthop. 1989 Mar;(240):97-104. Diagnostiek level 4.

 

 

Microcirculatie-onderzoek

 

r) Capillair-microscopie tenen

Morfologisch en dynamisch onderzoek van de capillaire doorbloeding in de nagelplooi van de hallux m.b.v. capillair-microscoop en videovergroting. Tevens registratie tijdens hyperemische fase na arteriële occlusie. Bepaling van de bloedstroomsnelheid in de capillairen.

        • Aantal zichtbare capillairen en stroomsnelheid graderen ernst van ischemie. Capillaire doorlaatbaarheid (na injectie van fluoresceïne) duidt op beschadiging van de basaalmembraan van de capillairen (bijv. diabetische angiopathie).

 

Ref.:

        Lamah M, Mortimer PS, Dormandy JA. Quantitative study of capillary density in the skin of the foot in peripheral vascular disease. Br J Surg. 1999 Mar;86(3):342-8. Diagnostiek level 3.

        Ubbink DT, Jacobs MJ, Slaaf DW, Tangelder GJ, Reneman RS. Capillary recruitment and pain relief on leg dependency in patients with severe lower limb ischemia. Circulation. 1992 Jan;85(1):223-9. Diagnostiek level 3.

 

s) Capillair-microscopie vingers

Uitvoering als bij onderzoek van de tenen (zie boven). Bij vraagstelling "M. Raynaud?", gecombineerd met koudeprovocatie test. Alle vingers kunnen onderzocht worden.

        • m.n. "giant capillaries" en microhemorrhagieën duiden op organische oorzaak van handsyndromen ('secundaire' Raynaud t.g.v. collageenziekten).

 

Ref.:

   Ohtsuka T, Tamura T, Yamakage A, Yamazaki S. The predictive value of quantified nailfold capillary microscopy in patients with undifferentiated connective tissue disease. Br J Dermatol. 1998: 139: 622-629. Diagnostiek level 2b.

   Ubbink DT, Janssen HA, Schreurs MM, Jacobs MJ. Capillary microscopy is an aid in patients with acral ischemia. Angiology 1995: 46: 59-64. Diagnostiek level 3.

 

t) Transcutane zuurstofspanning (TcpO2) meting

Transcutane bepaling van de zuurstofspanning van de huid onder basale omstandigheden en evt. na zuurstof-inhalatie.

        • TcpO2 < ca. 30 mm Hg duidt op locale kritieke ischemie.

 

Ref.:

        Ubbink DT, Tulevski II, de Graaff JC, Legemate DA, Jacobs MJ. Optimisation of the non-invasive assessment of critical limb ischaemia requiring invasive treatment. Eur J Vasc Endovasc Surg. 2000 Feb;19(2):131-7. Diagnostiek level 1b.

        Ubbink DT, Spincemaille GH, Reneman RS, Jacobs MJ. Prediction of imminent amputation in patients with non-reconstructible leg ischemia by means of microcirculatory investigations. J Vasc Surg. 1999 Jul;30(1):114-21. Prognose level 1b.

        Ubbink DT, Tulevski II, den Hartog D, Koelemay MJ, Legemate DA, Jacobs MJ. The value of non-invasive techniques for the assessment of critical limb ischaemia. Eur J Vasc Endovasc Surg. 1997 Mar;13(3):296-300. Diagnostiek level 1b.

 

u) Laser Doppler onderzoek

Bepaling van de microcirculatoire doorbloeding op een niveau vlak onder de huid (thermoregulatoire arteriolo-venulaire anastomosen) onder basale omstandigheden en tijdens reactieve hyperemie. Kan worden toegepast bij de beoordeling van de locale circulatie na avulsie van extremiteit, perifere bloeddrukmetingen en de beoordeling van therapie-effecten.

Ref.:

     Ubbink DT, Jacobs MJ, Tangelder GJ, Slaaf DW, Reneman RS. The usefulness of capillary microscopy, transcutaneous oximetry and laser Doppler fluxmetry in the assessment of the severity of lower limb ischaemia. Int J Microcirc Clin Exp. 1994 Jan-Apr;14(1-2):34-44. Diagnostiek level 3.

                Hovius SE, van Adrichem LN, Mulder HD, van Strik R, van der Meulen JC. Comparison of laser Doppler flowmetry and thermometry in the postoperative monitoring of replantations. J Hand Surg [Am]. 1995 Jan;20(1):88-93. Diagnostiek level 3.


 

Top of the Document

 

 

Angiografie

Algemeen

De angiografie deelt men in naar het vaatsysteem dat afgebeeld wordt. Zijn het de venen, dan spreekt men van flebografie. Zijn het de arteriën, dan spreekt men van arteriografie. Deze onderzoeken vinden plaats op de Röntgenafdeling en worden uitgevoerd door de vasculaire interventie-radioloog.

De peroperative angiografie wordt door de vaatchirurg verricht met behulp van de op de OK beschikbare C-boog. Een eventuele transluminale angioplastiek kan in overleg met de interventie-radioloog soms tijdens een operatieve behandeling plaatsvinden.

Arteriografie

Punctie-angiografie Te verdelen in antegraad en retrograad, afhankelijk van het traject dat men in beeld wil brengen. Daar de doorgankelijkheid van de centrale vaten meer en meer beoordeeld wordt met behulp van non-invasieve technieken, wordt vooral gebruik gemaakt van de antegrade techniek, die een betere visualisatie van het perifere vaatstelsel geeft.

Catheter-angiografie Volgens de Seldinger techniek (d.w.z. via de a. femoralis) of volgens de Sohn's techniek (d.w.z. via de a. brachialis). Hiermee is een grote diversiteit van angiografieën waaronder selectieve angiografieën van individuele arteriën mogelijk.

Intraveneuze angiografie Hierbij wordt het contrast in een perifere of centrale vene ingebracht en wordt een afbeelding gemaakt bij passage van het sterk verdunde contrast door de arteriële vaatboom. Deze techniek is slechts mogelijk in combinatie met digitale verwerkingstechniek (DSA, zie hieronder).De kwaliteit van de afbeeldingen is een stuk minder dan die van de intra-arteriële angiografieën.

Arteriografieën zijn naar de wijze waarop de afbeeldingen worden verkregen te onderscheiden in:

Conventionele angiografieën

Hierbij worden traditionele films belicht. Er wordt gebruik gemaakt van snelle filmwisselaars om achter elkaar met korte tussenpozen meerdere opnamen te maken om het zich verspreidende contrast te volgen. Deze methode wordt nauwelijks meer gebruikt.

Digitale subtractie angiografie (DSA)

Hierbij wordt m.b.v. digitale beeldverwerking en opslag alsmede versterking, dus computer-matig, een serie Röntgendoorlichtingsbeelden gecreëerd m.b.v. videotechniek. Na eventuele aanvullende digitale pixelmanipulatie ('post-processing') kunnen van de verkregen video opnamen 'hardcopy' afbeeldingen worden vervaardigd. Voordelen van de DSA techniek ten opzichte van conventionele techniek zijn de geringere contrastbelasting, het ontbreken van 'timing' problemen en de mogelijkheid van i.v. contrasttoediening.

Indicatiestelling

Angiografie is het sluitstuk van de vaatchirurgische diagnostiek en vrijwel alleen aangewezen als het besluit tot interventie in principe reeds is bereikt op grond van anamnese, kliniek en vaatfunctietesten. Bij het aanvragen van een angiografie dient zekerheid te bestaan c.q. informatie te worden gegeven over:

        1. de veiligheid van de angiografie

        2. het type angiografie

        3. aanvullende technische details betreffende de angiografie.

 

ad 1) Om complicaties van angiografie te verminderen dienen bekend te zijn:

        o overgevoeligheid voor Röntgencontrastmiddelen

 

bij twijfel of bekende overgevoeligheid: contact met Röntgenoloog

        o nierfunctie (meet zo nodig het creatinine). Bij gestoorde nierfunctie contact met Röntgenoloog en eventueel internist / nefroloog. In het algemeen moet de patiënt dan in de uren voor de angiografie een


 

        liter extra water drinken. Level 1b evidence lat zien dat Acetylcysteine (Fluimucil®) geeft geen betere bescherming tegen contrastnefropathie bij patiënten met nierfunctiestoornissen of diabetes1-3.

        o bij eventuele spontane of iatrogene stollingsstoornissen tevoren stollingsstatus controleren. Voor een angiografie is het niet nodig dat de Ascal wordt gestopt. Bij gebruik van Sintrom mitis echter wel INR controleren (<2.5)

N.B: Vooral bij diabeten met nierfunctiestoornissen grote terughoudendheid met angiografieën!

 

ad 2) De noodzaak van visualisering van het aorto-iliacale traject is afhankelijk van de bevindingen bij het Duplex onderzoek4. Zijn er geen aanwijzingen voor stenose op dat niveau, dan wordt alleen het infra-inguinale deel van de vaatboom van het aangedane been gevisualiseerd (punctieangiografie). Alleen indien er onduidelijkheid is met betrekking tot het non-invasieve onderzoek wordt ook dit deel pre-operatief gevisualiseerd (Seldinger-techniek).

ad 3) Technische details bij de aanvraag voor angiografie betreffen de eventuele punctietechniek (directe naald angiografie versus Seldinger cathetertechniek) en een keus betreffende de arterie welke wordt aangeprikt. Deze laatste keus wordt beïnvloed door aan- of afwezigheid van voelbare pulsaties en bekende vaatafwijkingen zoals aneurysmata of voorafgegane vaatplastieken. De keuze wordt gemaakt in overleg tussen chirurg en Röntgenoloog.

 

Literatuur

        1. Coyle LC, Rodriguez A, Jeschke RE, Simon-Lee A, Abbott KC, Taylor AJ. Acetylcysteine In Diabetes (AID): a randomized study of acetylcysteine for the prevention of contrast nephropathy in diabetics. Am Heart J. 2006 May;151(5):1032.e9-12.

        2. Kotlyar E, Keogh AM, Thavapalachandran S, Allada CS, Sharp J, Dias L, Muller D. Prehydration alone is sufficient to prevent contrast-induced nephropathy after day-only angiography procedures - a randomised controlled trial. Heart Lung Circ. 2005 Dec;14(4):245-51.

        3. Webb JG, Pate GE, Humphries KH, Buller CE, Shalansky S, Al Shamari A, Sutander A, Williams T, Fox RS, Levin A. A randomized controlled trial of intravenous N-acetylcysteine for the prevention of contrast-induced nephropathy after cardiac catheterization: lack of effect. Am Heart J. 2004 Sep;148(3):422-9.

        4. Coffi SB, Ubbink DT, Legemate DA. Non-invasive techniques to detect subcritical iliac artery stenoses. Eur J Vasc Endovasc Surg 2005;29:305-7.


 

 

Top of the Document

 

 

Computer Tomography Angiography (CTA)

Met de verbetering van de CT-technologie is het mogelijk CT-angiografieën te vervaardigen. Dit onderzoek wordt vooral verricht ter beoordeling van een aneurysma en overtreft hierbij de diagnostische waarde van een duplex scan5.

Na het met een pomp in een armvene toedienen van contrastmateriaal kunnen dankzij de snelle scantechniek bloedvaten worden afgebeeld op het moment van optimale vulling met contrast materiaal (de arteriële fase van de i.v. contrast verdeling).

Het voordeel is dat op basis van een enkel onderzoek een groot aantal verschillende plaatjes uit de CT-data gereconstrueerd kunnen worden. De patiënt wordt dus maar aan één onderzoek blootgesteld (duurt enkele minuten). Naast dit praktische voordeel voor de patiënt heeft de CTA als voordeel dat niet alleen het lumen van het bloedvat wordt aangekleurd zoals bij de CTA maar ook alle andere structuren die in het gescande gebied gelegen zijn. De uitbreiding van een eventuele murale thrombusmassa in een aneurysma kan dan ook uitstekend worden weergegeven.

In het geval van complexe anatomische verhoudingen zoals bij naad-aneurysmata of thoracoabdominale aneurysmata is het mogelijk zogenaamde drie-dimensionale reconstructies te maken. Dergelijke 3-D plaatjes kunnen een belangrijke bijdrage hebben tijdens de pre-operatieve planning en postoperatieve monitoring van endovasculaire behandeling van een aneurysma6,7:

 

 

Het nadeel van de CTA techniek is nog dat de “in plane resolution”, het oplossend vermogen in het vlak van de scanner, groter is dan het oplossend vermogen in de longitudinale richting. Met name bij kleine bloedvaten kan dat tot gevolg hebben dat afhankelijk van de scanner-instellingen diameters over- of onderschat worden.

 

Literatuur

        5. Sun Z. Diagnostic value of color duplex ultrasonography in the follow-up of endovascular repair of abdominal aortic aneurysm. J Vasc Interv Radiol. 2006;17(5):759-64. (Level 1a).

        6. Balm R, Stokking R, Kaatee R, Blankensteijn JD, Eikelboom BC, van Leeuwen MS. Computed tomographic angiographic imaging of abdominal aortic aneurysms: implications for transfemoral endovascular aneurysm management. J Vasc Surg. 1997;26(2):231-7.

        7. Balm R, Kaatee R, Blankensteijn JD, Mali WP, Eikelboom BC. CT-angiography of abdominal aortic aneurysms after transfemoral endovascular aneurysm management. Eur J Vasc Endovasc Surg. 1996;12(2):182-8.


 

Top of the Document

 

 

Magnetic Resonance Angiography (MRA)

Diverse MRA-technieken zijn beschikbaar voor verschillende toepassingen. Elk heeft zijn voor- en nadelen8:

 

 

In vergelijking met angiografie als referentiestandaard lijkt MRA zeker zo goed in staat om stenoses op te sporen, zowel in het aorto-iliacale als het perifere vaatstelsel8-10:

 

 

Successive frames of lower leg vasculature (A) obtained with time-resolved (10.4 s/frame) keyhole CENTRA imaging technique (see text for explanation). More proximal, the right common and external iliac arteries are occluded (B).


 

Ook voor de detectie van een aortadissectie is MRA een geschikt diagnosticum:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Color volume rendered display of thoracoabdominal aortic dissection (posterior view; FL: false lumen; TL: true lumen).

 

 

De toevoeging van contrast (Gadolinium) heeft de diagnostische kracht verder bevorderd11. Dit geldt voor de bruikbaarheid van MRA in vergelijking met DSA voor carotis-pathologie11,12. Met moderne MRA-technieken is men ook in staat flowmetingen te verrichten13. De kosten, standaardisering en beschikbaarheid van deze techniek zijn vooralsnog een beperkende factor.

 

Literatuur

        8. Leiner T. Magnetic resonance angiography of abdominal and lower extremity vasculature. Top Magn Reson Imaging. 2005;16(1):21-66.

        9. Huegli RW, Aschwanden M, Bongartz G, Jaeger K, Heidecker HG, Thalhammer C, Schulte AC, Hashagen C, Jacob AL, Bilecen D. Intraarterial MR angiography and DSA in patients with peripheral arterial occlusive disease: prospective comparison. Radiology. 2006;239(3):901-8.

        10. Koelemay MJ, Lijmer JG, Stoker J, Legemate DA, Bossuyt PM. Magnetic resonance angiography for the evaluation of lower extremity arterial disease: a meta-analysis. JAMA. 2001;285(10):1338-45. (Level 1a).

        11. Willinek WA, von Falkenhausen M, Born M, Gieseke J, Holler T, Klockgether T, Textor HJ, Schild HH, Urbach H. Noninvasive detection of steno-occlusive disease of the supra-aortic arteries with three-dimensional contrast-enhanced magnetic resonance angiography: a prospective, intra-individual comparative analysis with digital subtraction angiography. Stroke. 2005;36(1):38-43.

        12. Scarabino T, Carriero A, Giannatempo GM, Marano R, De Matthaeis P, Bonomo L, Salvolini U. Contrast-enhanced MR angiography (CE MRA) in the study of the carotid stenosis: comparison with digital subtraction angiography (DSA). J Neuroradiol 1999;26(2):87-91.

        13. Klein WM, Bartels LW, Bax L, van er raaf Y, Mali WP. Magnetic resonance imaging measurement of blood volume flow in peripheral arteries in healthy subjects. J Vasc Surg. 2003;38(5):1060-6.

 

Top of the Document