Varices en veneuze insufficiëntie & Diagnostiek bij veneuze insufficiëntie

 

De diagnoses varices en chronisch veneuze insufficiëntie (CVI) kunnen bijna altijd worden gesteld op basis van het lichamelijk onderzoek. Nadere inventarisatie is essentieel voor het opstellen van een behandelplan.

Inspectie in staande houding met kloptest van de volle varix en selectief afdrukken van de leeggestreken varix kan VSM/VSP-stamreflux en grote perforanten meestal waarschijnlijk maken. De tijdrovende bandjesproeven volgens Trendelenburg (lokalisatie van de reflux) en de proef van Perthes (diepe systeem doorgankelijk) hebben slechts beperkte sensitiviteit en specificiteit en worden in de praktijk zelden of nooit verricht. Onderzoek met de pocket Doppler geeft in geschoolde handen meer informatie, maar blijft in compleetheid en betrouwbaarheid toch duidelijk achter bij de duplex scan.

Duplex onderzoek vindt plaats op het vaatlaboratorium en is geïndiceerd bij:

        • het overwegen van operatieve behandeling

        • duidelijke CVI-afwijkingen

        • andere verdenking op afwijkingen in het diepe systeem

        • het preoperatief aantekenen van de (sterk variabele) VSP-crosse en moeilijk lokaliseerbare perforantes.

Er is geen vaste correlatie tussen de ernst van de klachten en de omvang van de afwijkingen. Ook worden veel beenklachten van andere origine ten onrechte toegeschreven aan varices, zodat het behandelresultaat niet altijd voorspelbaar is. Varices-klachten verergeren bij lang staan/slenteren en verminderen bij flink doorlopen, been hoog houden en compressiekous/zwachtel.

Er bestaan verschillende classificatiesystemen voor de indeling van veneuze insufficiëntie. Bekende classificatiesystemen zijn de CEAP classificatie en de indeling volgens Widmer (zie tabel). De oorzaak van chronische veneuze insufficiëntie is meestal een combinatie van diepe en oppervlakkige veneuze reflux, maar in meer dan 25% is er louter VSM/VSP/perforans-insufficiëntie en kan operatieve behandeling de oorzaak uitschakelen en progressie van de CVI voorkomen.

 

Tabel 1a.Classification of chronic venous insufficiency according to Widmer

 

         

Tabel 1b.

CEAP-classification as developed by the American Venous Forum and North American Society of Phlebology in cooperation with the European Societies on Phlebology

 

 

 

Literatuur

        o Kolbach DN, Neumann HA, Prins MH. Definition of the post-thrombotic syndrome, differences between existing classifications. Eur J Vasc Endovasc Surg. 2005;30:404-14.

        o Barwell JR, Davies CE, Deacon J, Harvey K, Minor J, Sassano A, Taylor M, Usher J, Wakely C, Earnshaw JJ, Heather BP, Mitchell DC, Whyman MR, Poskitt KR.  Comparison of surgery and compression with compression alone in chronic venous ulceration (ESCHAR study): randomised controlled trial. Lancet. 2004 Jun 5;363(9424):1854-9.

                 

Diep veneuze reflux kan worden vermoed op grond van de anamnese (trombosebeen) en het lichamelijk onderzoek (atypische of recidiverende varices - duidelijke CVI ).

 

 

Behandelschema

Belangrijkste afwijking

Geadviseerde behandeling

Venectasieën (blauwscheut, Besenreiser)

Sclerocompressie (afd. Dermatologie)

Oppervlakkige varices zonder stam-insufficiëntie

Sclerocompressie, ev. convolutectomie

Insufficiëntie VSM

Endoveneuze lasertherapie (EVLT), indien niet mogelijk exerese (‘strippen’) VSM en zo nodig aanvullende behandeling overige varices of crossectomie etc.

Insufficiëntie VSP

Crossectomie VSP (exerese bij uitgebreide stamvaricositas)

Insufficiënte perforans

Ligeren of sclerotherapie

Diep veneuze insufficiëntie/obstructie

Compressiekous


 

                 

Endoveneuze lasertherapie VSM (EVLT)

Tot voor kort werden spataderen vooral operatief verwijderd. Echter door verdere ontwikkleingen van percutane procedures heeft bij aangetoonde insufficiëntie van de VSM EVLT inmiddels de voorkeur. Deze keuze wordt vooral bepaald door dokter- en patiëntpreferenties en niet door informatie uit gerandomiseerd onderzoek. EVLT is mogelijk als de VSM bij duplexonderzoek in ieder geval tot aan de knie door een fascie omgeven is. Daarnaast mag het verloop van de VSM niet te kronkelig zijn.

De procedure vindt plaats in dagbehandeling in aanwezigheid van een vaatlaborant en onder locaal anaesthesie.

        • Aanmeten steunkous op OK

        • In staande positie met duplex aftekenen punctieplaats onder de knie en aanbrengen bloedleegte band op 60 mm Hg.

        • Patient in rugligging, heup in exorotatie en knie licht gebogen.

        • Poetsen met chloorhexidine in alcohol (geen jodium !) en steriele doek onder het been, tweede steriele doek halverwege onderbeen.

        • Duplexgeleid met speciale naald aanprikken van de VSM. Verdoven entreeplaats met lidocaine 1%.

        • Kleine incisie ter plaatse en achtereenvolgens opvoeren voerdraad, catheter met dilator en laserfiber tot 1 cm voor de VFC. Catheter terugtrekken over fiber tot tweede zwarte markering en fixeren.

        • Aanbrengen buffer/verdovingsvloeistof duplexgeleid van distaal naar proximaal rondom VSM.

        • Controle ligging fiber en opzetten laserbrillen.

        • Diode laser instellen op 14 Watt conintue pulse, controleer of de rode beam in de lies te zien is!

        • Middels voetpedaal laser aanzetten en fiber (+sheath) langzaam terugtrekken - 5 sec/cm - tot 2 cm voor de entree plaats. Laser uitzetten, fiber uitnemen en kortdurend afdrukken.

        • Steunkous aanbrengen (moet 7 dagen omblijven!), recept diclofenac 3 dd 50 mg gedurende 1 week meegeven. Patienten moeten goed mobiliseren naderhand.

                Literatuur

        Robert J. Min, MD, Neil Khilnani, MD and Steven E. Zimmet, MD  Endovenous Laser Treatment of Saphenous Vein Reflux: Long-Term Results. Journal of Vascular and Interventional Radiology  2003;14:991-996.

                 

Exerese vena saphena magna (VSM) (korte strip)

Vanaf ongeveer een handbreed onder de knie loopt met de VSM de n. saphenus magnus mee. Bij de lange strip van de VSM (tot aan de mediale malleolus is het risico op blijvende n. saphenus neuralgie groot). Deze procedure is dan ook obsoleet.

        • Tevoren staand aftekenen van de VSM ± handbreed onder de knie (zo nodig t.p.v. Boyd’se perforans) en eventuele convoluten, liggend aftekenen AFC.

        • Meten van de juiste maat steunkous.

        • Patiënt in rugligging; hele been afgedekt (handschoen om de voet) met geexoroteerde heup en licht gebogen knie.

        • Incisie in de liesplooi (niet lager, dit is cosmetisch lelijk!) vanaf de AFC naar mediaal en diathermisch klieven van subcutis en ligament van Scarpa.

        • Opzoeken en teugelen van de VSM. Vervolgen van de VSM tot aan de confluens (crosse) met de v. femoralis communis en ligeren (vicryl) van alle zijtakken van de VSM. Pas na identificatie van de VFC de VSM klieven.


 

        • Plaatsen van een klem in longitudinale richting op de VSM juist boven de inmonding in de VFC. Doornemen van de VSM met behoud van een stompje van ± 1 cm aan de kant van de VFC en dit verzorgen met doorstekingsligatuur (atraumatisch vicryl 3-0).

        • Vanuit proximaal opvoeren van de strippper tot een handbreed onder de knie; gelijktijdig het been strekken. VSM onder de knie via kleine incisie opzoeken, en naar buiten brengen op een prepareerklem. Na onderbinden distale VSM venotomie en naar buiten halen van de stripper. Plaatsen van de kleinst mogelijke stripperkop en deze extra fixeren met een vicryl ligatuur.

        • Overige convoluten nu via steekincisies verwijderen en alle incisies behalve de lies sluiten met Monocryl intracutaan (losse hechtingen) of steristrip. De stripperkop dient daartoe reeds iets teruggetrokken te worden.

        • Exerese VSM van distaal naar proximaal in Trendelenburg, in dezelfde richting het wondkanaal leegstrijken met een groot gaas.

        • Lieswond sluiten: Scarpa met vicryl 3-0 (niet te strak!), huid intracutaan met monocryl 3-0.

        • Na poetsen de tevoren gemeten steunkous aantrekken; de gekleurde streep hoort op de hiel te zitten.

        • De kous kan na drie dagen verwijderd worden, andere steunkousen zijn dan niet meer nodig; tenzij er diepe insufficiëntie is.

                 

Crossectomie van de VSM

De ingreep is identiek aan de procedure van de exerese voor wat betreft het liesgedeelte. Nadelen zijn o.m. de hogere recidiefkans en het ongemoeid laten van de VSM met perforantes in bovenbeen/knieregio (meestal is hiervoor aanvullende behandeling nodig). Voordelen zijn de mogelijkheid tot een poliklinische procedure onder lokaal anesthesie en een geringere morbiditeit. Ter vermindering van de recidiefkans moet de VSM zo ver mogelijk naar distaal worden uitgeprepareerd en geligeerd.

 

Crossectomie VSP

Strippen van de VSP gaat in 33% gepaard met een zeer hinderlijke n. suralis neuralgie en is dus zelden geïndiceerd. Bij louter proximale stamvaricosis en verder vooral zijtakconvoluten (let ook op de gastrocnemius-perforans!) kan beter een zorgvuldige crossectomie met aanvullende behandeling worden verricht.

De confluens van de VSP in de v. poplitea vertoont een grote anatomische variatie en de palpatie wordt bemoeilijkt door een subfasciaal lopend traject van wisselende lengte. Preoperatieve lokalisatie met duplex is daarom meestal aan te raden. De procedure gaat uit van de meest voorkomende situatie met de confluens hoog in het midden van de fossa poplitea. Bij een andere lokalisatie kan een korte lengte-incisie een betere expositie geven.

        • Buikligging. Dwarse incisie van max. 3 cm op de aangetekende plaats, openen van de fascie en opzoeken van de VSP. Cave zenuwbeschadiging, door de nauwe relatie met de n. suralis is het vaak makkelijk deze al in het begin op te zoeken en van de parva los te maken.

        • Vrijleggen van de inmonding in de v. poplitea en ligeren van de VSP crosse.

        • Fossa poplitea sluiten: fascie vicryl 3/0 en huid intracutaan met monocryl 3-0.